Blog
De laatste dimensie: emotionele stabiliteit
Ivy Academy
Persoonlijkheid
Het is alweer de laatste dimensie van de Big Five, de afsluiter van de blogreeks “waarom we doen wat we doen”. Na het schrijven van blogs over persoonlijkheid , openheid , nauwgezetheid, extraversie en meegaandheid , neem ik jullie vandaag mee in de vijfde dimensie: emotionele stabiliteit.
In mijn studententijd heb ik veel gelift. In de korte tijd dat je met een wildvreemde in een auto zit en wetende dat je elkaar daarna ook nooit meer zal zien, voelde veel mensen de ruimte om openhartig te vertellen over hun leven. Ik leerde dat iedereen wel eens door een zware tijd gaat. Deze dimensie gaat daarover. Hoe ga je om met ellende, stress en negatieve dingen in het leven? Zie jij het glas halfvol, of halfleeg?
Rechterkant
Als je aan de rechterkant zit van emotionele stabiliteit, dan maak je je niet zo druk om wat er mis zou kunnen gaan 1,2 . Over het algemeen blijven deze mensen wat kalmer, zelfbeheerster en rustiger3 . Bij veranderingen bewegen ze makkelijk mee4 . Een typische uitspraak voor iemand die aan deze kant zit: “ach, dat komt wel goed”. Ze zien het glas immers halfvol5 .
Linkerkant
Mensen die links zitten en dus relatief gevoelig zijn, reageren met meer negatieve gevoelens op stressvolle gebeurtenissen6 . Bovendien brengen stressvolle situaties bij deze mensen weer extra sterke negatieve gevoelens teweeg7 . Deze mensen hebben een sterkere neiging om zich meer angstig, neerslachtig, boos of schuldig te voelen dan mensen die aan de andere kant van het spectrum zitten1,3 . Ze zijn ook meer zelfbewust1 . Ze houden zich meer bezig met wat er allemaal mis kan gaan en piekeren meer; het glas is dus halfleeg 1,2,5 .
Breinverschillen
In een indrukwekkend onderzoek met meer dan 30.000 tweelingen, werd extra bewijs toegevoegd dat deze dimensie genetisch veel voeten in aarde heeft8 . In het brein zijn ook veel verschillen te zien tussen mensen die links of rechts scoren op deze dimensie 2,9 . Hoewel de precieze neurobiologische verschillen nog niet helemaal beton gegoten zijn10 . 1,12 . Mensen die gevoeliger zijn, hebben een sterkere rem in het brein die gedrag stopt1,12 . Van mensen die aan de linkerkant zitten, weten we dat er meer aanleg is voor het ontwikkelen van psychische stoornissen1,2,10 .
Op de werkvloer
Op het werk doen gevoeligere mensen het vaak beter in stressvolle situaties, wellicht omdat ze er juist zo op gefocust zijn13 . Ook zien we dat de emotionele gevoeligheid kan helpen om gezonde gewoontes aan te leren, zoals sporten14 . Wellicht omdat ze het glas halfleeg zien, zetten ze een extra tandje bij om zeker te zijn dat ze de juiste resultaten halen15 , met hogere cijfers in het klaslokaal als resultaat16,17 . Desondanks worden emotioneel stabiele personen ook vaak positief beoordeeld op hun werk18 .
Mensen zijn geen types die of alleen maar emotioneel gevoelig zijn of totaal niet. De emotioneel stabiele mensen onder ons gaan niet altijd fluitend door het leven zonder zich ooit zorgen te maken, en de gevoeligere mensen zijn niet de hele dag op hun nagels aan het bijten. De kleine verschillen die er zijn, bepalen wel onze voorkeursaanpak en naar welk gedrag we neigen als we geconfronteerd worden met de minder mooie kanten van het leven.
Meer weten?
Wil jij weten hoe jij scoort op deze dimensie? Neem contact met ons op voor een TalentScan! Daarmee geven we objectief inzicht in jezelf en je talenten.
Derk Spronk
Bronnen:
Widiger, T. A. (2009). Neuroticism. In M. R. Leary & R. H. Hoyle (Eds.), Handbook of individual differences in social behavior. The Guilford Press.
Tackett, J. L., & Lahey, B. B. (2017). Neuroticism. In Frodeman, R., Klein, J. T., & Pacheco, R. C. D. S. (Eds.). The Oxford handbook of interdisciplinarity. Oxford University Press.
Goldberg, L. R. (1990). An alternative” description of personality”: the big-five factor structure. Journal of personality and social psychology, 59(6), 1216.
Zacher, H. (2014). Individual difference predictors of change in career adaptability over time. Journal of Vocational Behavior, 84(2), 188-198.
Rusting, C. L., & Larsen, R. J. (1997). Extraversion, neuroticism, and susceptibility to positive and negative affect: A test of two theoretical models. Personality and individual differences, 22(5), 607-612.
Zautra, A. J., Affleck, G. G., Tennen, H., Reich, J. W., & Davis, M. C. (2005). Dynamic approaches to emotions and stress in everyday life: Bolger and Zuckerman reloaded with positive as well as negative affects. Journal of personality, 73(6), 1511-1538.
Barlow, D. H., Ellard, K. K., Sauer-Zavala, S., Bullis, J. R., & Carl, J. R. (2014). The origins of neuroticism. Perspectives on Psychological Science, 9(5), 481-496.
Van Den Berg, S. M., De Moor, M. H., McGue, M., Pettersson, E., Terracciano, A., Verweij, K. J., & Boomsma, D. I. (2014). Harmonization of Neuroticism and Extraversion phenotypes across inventories and cohorts in the Genetics of Personality Consortium: an application of Item Response Theory. Behavior genetics, 44(4), 295-313.
Absher, J. R., & Cloutier, J. (Eds.). (2016). Neuroimaging personality, social cognition, and character. Pagina 76-90. Academic Press.
Ormel, J., Bastiaansen, A., Riese, H., Bos, E. H., Servaas, M., Ellenbogen, M., & Aleman, A. (2013). The biological and psychological basis of neuroticism: current status and future directions. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 37(1), 59-72.
Pickering, A. D., Corr, P. J., & Gray, J. A. (1999). Interactions and reinforcement sensitivity theory: A theoretical analysis of Rusting and Larsen (1997).
Gomez, R., Gomez, A., & Cooper, A. (2002). Neuroticism and extraversion as predictors of negative and positive emotional information processing: comparing Eysenck’s, Gray’s, and Newman’s theories. European journal of personality, 16(5), 333-350.
Smillie, L. D., Yeo, G. B., Furnham, A. F., & Jackson, C. J. (2006). Benefits of all work and no play: The relationship between neuroticism and performance as a function of resource allocation. Journal of Applied Psychology, 91(1), 139.
Stieger, M., Robinson, S. A., Bisson, A. N., & Lachman, M. E. (2020). The relationship of personality and behavior change in a physical activity intervention: The role of conscientiousness and healthy neuroticism. Personality and individual differences, 166, 110224.
Ross, S. R., Stewart, J., Mugge, M., & Fultz, B. (2001). The imposter phenomenon, achievement dispositions, and the five factor model. Personality and Individual Differences, 31(8), 1347-1355.
McKenzie, J. (1989). Neuroticism and academic achievement: The Furneaux factor. Personality and individual differences, 10(5), 509-515.
McKenzie, J., Taghavi-Khonsary, M., & Tindell, G. (2000). Neuroticism and academic achievement: the Furneaux Factor as a measure of academic rigour. Personality and Individual Differences, 29(1), 3-11.
Hurtz, G. M., & Donovan, J. J. (2000). Personality and job performance: the Big Five revisited. Journal of applied psychology, 85(6), 869.